“ Voor de beste verloskundige zorg in Assen en omstreken „
De meeste baby’s liggen rond de achtste maand met het hoofd naar beneden. Dat noemen we ‘hoofdligging’. Bij 3 of 4 van de 100 zwangerschappen is dit niet het geval en ligt het kind in stuitligging. Bij een stuitligging ligt het hoofd van de baby boven in de baarmoeder.
In de meeste gevallen is er geen oorzaak voor de stuitligging (85%). Wel komt een stuitligging vaker voor bij een placenta die voor de uitgang van de baarmoeder ligt en bij bepaalde afwijkingen aan de baarmoeder. Heel soms is een aangeboren afwijking de oorzaak van de stuitligging.
Bij een stuitligging is er meer kans op complicaties tijdens en na de bevalling dan bij een hoofdligging, voor zowel moeder als kind. Het kind wordt vaker opgenomen op de couveuseafdeling. Het hoofdje van de baby is het grootste deel. Bij een stuitligging komt dat bij de bevalling als laatste en dat is is niet zo handig!
Ligt je kind in stuitligging, dan zijn er twee mogelijkheden:
In principe kan het kind, mits er voldoende vruchtwater is, vanaf 36-37 weken tot aan de bevalling gedraaid worden. Voor die tijd kan het kind vaak zelf nog draaien. De versie wordt uitgevoerd door de gynaecoloog. Voordat de gynaecoloog het kind draait, wordt eerst met een echo gekeken of een uitwendige versie uitvoerbaar en zinvol is. Er wordt gekeken naar de ligging van het kind, de hoeveelheid vruchtwater, de ligging van de placenta en naar aangeboren afwijkingen die een enkele keer een oorzaak van de stuitligging kunnen zijn.
Je ligt op de onderzoeksbank in een ontspannen houding. De gynaecoloog omvat met beide handen de billen van het kind en brengt deze naar één kant van het bekken. Daarna wordt het kind met één hand op deze plaats gehouden en met de andere hand wordt het hoofd naar beneden bewogen. Door nu de billen omhoog en het hoofd geleidelijk naar beneden te bewegen, zal het kind vanzelf verder draaien. Het is belangrijk dat je blaas leeg is. Voor en na de versie wordt de hartslag van je baby enige tijd gecontroleerd om te beoordelen of de conditie goed blijft. Als je bloedgroep Rhesus D negatief is, krijg je anti-D toegediend. In 4 van de 10 gevallen lukt het om de baby te draaien. Je kunt op deze pagina een filmpje vinden hoe het gaat.
Complicaties komen zelden voor. Bij het kindje kan een tijdelijke vertraging van de hartslag optreden. Die herstelt in korte tijd vrijwel altijd spontaan. Een enkele keer kan een spoedkeizersnede nodig zijn. De kans hierop is minder dan 1 op 100.
Misschien vind je de keuze om wel of niet een poging voor versie te doen lastig. Je kunt gebruik maken van een keuzehulp die de voor- en nadelen op een rijtje zet.
Als de versie niet gelukt is of als je kindje weer terugdraait, kan de versiepoging misschien herhaald worden. Blijft je kind in stuitligging, dan vindt de bevalling plaats in het ziekenhuis en controleert de gynaecoloog het verdere verloop van de zwangerschap. De gynaecoloog adviseert of een vaginale stuitbevalling tot de keuzemogelijkheden behoort. Als dat zo is kun je kiezen voor een vaginale bevalling of een keizersnede. Soms adviseert de gynaecoloog om medische redenen een keizersnede.
Om je te helpen een keuze te maken tussen een normale bevalling of keizersnede kun je gebruik maken van deze keuzehulp. Hier vind je alle informatie die je nodig hebt om deze keuze zelf, samen met je partner en zorgverlener te maken. Op de website van het WZA kun je ook uitgebreide informatie over stuitligging te lezen.
Informatie over stuitligging, is te lezen in de folder “stuitligging en uitwendige versie”. Het is beschikbaar in negen talen (behalve in het Nederlands ook onder andere in het Arabisch, Engels, Turks, Chinees, Portugees, Spaans en Frans).